Interview met Rita Barto: “De PvdA is een partij van eerlijk delen; ik voel me nergens anders thuis”

Door Rita Barto op 20 juni 2024

In deze serie spreken we met onze burgerraadsleden over wat hun rol inhoudt, wie ze zijn en wat ze drijft. Deze keer is het aan Rita Barto. Rita is al sinds 1978 actief voor de PvdA, en sinds de vorige periode is ze in Tilburg actief is als burgerraadslid.

De eerste vraag die ik had was, wat houdt de rol van burgerraadslid precies in?

Als burgerraadslid doen we bijna hetzelfde werken als een raadslid, wat betreft vergaderingen, bezoeken, stukken lezen, informatie opdoen. Noem maar op. Alleen, wij hebben geen stemrecht. Dat is het grote verschil. Maar we hebben wel genoeg informatie om het goed te kunnen ondersteunen.

Hoeveel uur per week besteed je aan die rol?

Ik vind het op zich meevallen, maar ik gooi het een beetje door elkaar. Want ik doe ook ontzettend veel werk voor ouderen, met bijvoorbeeld huisbezoeken en andere dingen. Als ik alles bij elkaar optel, dan ben ik wel 20 uur per week bezig. Maar het is dus niet allemaal puur politiek, hoewel het wel allemaal met elkaar samenhangt.

Hoe ziet een week voor jou er dan ongeveer uit?

De maandag is – of hoort te zijn – voor de gemeenteraad. Maar mijn portefeuilles en mijn aandachtsgebieden krijgen weinig aandacht. Dus daarom ben ik heel veel ben ik thuis op maandag. En dan op dinsdagavond, de fractievergadering. En daarnaast de voorbereidingen van die vergaderingen.

Dan heb ik verder heel veel bijeenkomsten. Ik zit in een dementieoverleg. Ik zit in gesprekken. Ook op wijkniveau allemaal. Daar ben ik dus mee bezig. En vooral van die bezoekjes die ik thuis breng, daar leer ik ontzettend van. En ik schrik er ook van, hoe mensen op dit moment thuis wonen. En die boodschap kan ik niet kwijt. Dat vind ik wel heel erg.

Wat doe je verder nog naast je raadswerk?

Eigenlijk niet veel meer. Ik ben dus constant op dit terrein bezig. Ook voor de gezelligheid hoor. Ik heb bijvoorbeeld een maatje, waar ik vaak naartoe ga. En die moet ook soms naar het ziekenhuis of naar de dokter. Dus daar ben ik dan ook mee bezig. En dan heb ik mijn sport. Ik zit al twintig jaar in zo’n club. Dat is heel belangrijk, en ik weet dat er een heleboel gebeurt. Alleen, we krijgen de mensen niet gemotiveerd om er naartoe te gaan. De meeste wat jongere ouderen vinden dat een beetje een soft clubje. Terwijl het eigenlijk heel belangrijk is. Het is niet alleen het sporten, het bewegen op zich. Maar het ontmoeten met elkaar. En dat is een van de belangrijkste pijlers.

Hoe ben je eigenlijk in aanraking gekomen met de politiek?

Vanuit huis eigenlijk al. Dat was heel gewoon. Toen ik moest gaan stemmen. Ik moest 23 jaar oud zijn om voor de eerste keer te kunnen stemmen. En ik woonde in een dorp, in Gemeente Woensdrecht. Het waren gemeenteraadsverkiezingen, en er waren alleen maar plaatselijke belangenverenigingen. Toen ben ik niet gaan stemmen. Daarna heb ik een lokale PvdA-afdeling opgericht. In samenwerking met de grote afdeling van Bergen op Zoom, heb ik de afdeling Zuid-West-Hoek opgericht.

Waarom heb je specifiek voor de PvdA gekozen?

Het kwam vanuit huis. Dat was een onderdeel van ons ‘zijn’. Mijn vader en moeder zaten bij de vakbeweging. En bij alles wat er was eigenlijk. Het Vrije Volk en de VARA. Dus dat zat er helemaal in. Voor mij was er eigenlijk geen andere mogelijkheid. Ik voel me er zeer thuis. Want het is een partij van eerlijk delen, zeg ik altijd maar. Van het samen doen. Dat heb ik altijd zo gevoeld. En ik voel me nergens anders thuis. Ik ben niet altijd gelukkig geweest met alle keuzes die ze hebben gemaakt hoor. Maar ja, het voelt goed.

Je hebt dus een afdeling opgericht. Wat heb je verder nog allemaal gedaan binnen de PvdA?

Ik heb dus de afdeling opgericht. Bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen zaten er vijf dorpen in mijn afdeling. Dus we hadden vijf verschillende lijsten nodig. En dat was mijn eerste grote taak, om die vol te krijgen. Daarnaast begonnen we met zeven mensen in mijn afdeling, en op een gegeven moment hadden we 150 leden. Dat was echt de doorbraak van de PvdA in het zuiden. Toen werd ik zelfs door de Volkskrant opgebeld. Een tijd later waren er Provinciale Staten-verkiezingen. Dat vond ik leuk. En toen heb ik me daar kandidaat voor gesteld. Daar ben ik toen ook ingekomen meteen.

Hoe lang heb je daar ingezeten?

Ik heb daar van 1978 tot 1995 ingezeten, met een korte onderbreking. Want de laatste periode werd ik in eerste instantie niet gekozen. Er was een opvolger voor mij. Maar toen waren er toch wat mensen opgestapt. Toen ben ik er weer ingestapt. Dus bij elkaar heb ik er bijna 17 jaar ingezeten.

Je zit dus al heel erg lang in de politiek. Heb je de politiek ook zien veranderen in die tijd?

Ja. Ik ben begonnen met een hele grote fractie bij de PvdA in de provincie. Dat was nog een zogenaamde PAK-fractie: een Progressief Akkoord. Dus in samenwerking met de PPR. Dat was een aardige man, een deken uit Eindhoven – van de katholieke kerk. En voor de rest hadden we nog de CPN, PSP enzo. Die waren nog niet apart. Dus we hadden gewoon één grote fractie. We waren dus met in totaal maar met vier partijen in de provincie door die PAK-fractie. En dat was heel prettig, heel praktisch vergaderen. En daarna begonnen de afsplitsingen allemaal.

Op een gegeven moment zaten dus de PPR, de PSP en de CPN erbij. Als wij overlegden, kwamen ze altijd binnen. Maar ja, dat is wel veranderd. Met al die splinters, dus veel meer partijen. Dat vind ik een grote verandering. Het was misschien minder democratisch, met maar een paar grote groeperingen. Maar wel veel praktischer. Dat je afspraken kunt maken. Dat je dingen kunt doen. Dat je dingen voor elkaar kunt krijgen.

En de PvdA, heb je die ook zien veranderen in die tijd?

Ja. Toen ik begon in de politiek, in 1978, waren er nog meer mensen bij ons die bijvoorbeeld gewoon fabrieksarbeider waren, en noem maar op. En een aantal ervan waren ook wel actief in de fractie. Maar heel snel daarna zijn we een echte bestuurderspartij geworden. Ik kwam naast professoren te zitten in mijn fractie.Ik verbaasde me erover dat ik met mijn minimale opleiding altijd daartussen heb kunnen functioneren. Ik ben altijd geaccepteerd geweest. En ik heb een eigen blik op de maatschappij, ook daardoor.

Waar krijg je energie van?

Als er dan soms dingetjes lukken. Ik heb in de provincie toch een aantal dingen voor elkaar gekregen, rond patiëntenbeleid bijvoorbeeld. Dat er steunpunten opgericht zijn. Die zijn nu wel weg allemaal helaas. En wat ik nu hier heb gedaan, ik ben heel hard begonnen met roepen dat er veel meer ontmoetingsvoorzieningen moeten zijn in de stad en dorpen. Daar ben ik eigenlijk al voordat ik een burgerraadslid was mee begonnen. En nu is dat algemeen beleid, dus dat gebeurt nu overal. En daar ben ik dan heel trots op. Goed, anderen zijn dat gaan doen hé, niet ik in m’n eentje. Maar ik heb wel wat op gang gezet.

En nu ben ik ontzettend bezig met betere woonzorgvoorzieningen. En dat mensen met elkaar en voor elkaar dingen doen. En er komt er ook steeds meer bij. Alleen wat ik dan erg vind, zijn de nieuwste voorzieningen die erbij komen. Er komt er nu eentje aan, met 144 bedden. Waarvan 20 appartementen voor jonge mensen, jonge stellen. Die moeten dan een contractje tekenen, dat ze daar ook hand-en-spandiensten zullen verrichten. En dan de rest aangevuld met mensen met een indicatie. Van de wat lichtere indicaties tot de hele zware.

Dat vind ik op zich prima, want ze hebben dus een goede voorziening. Maar dan denk ik: dit in de plaats gekomen van de voorzieningen die we hadden. Waar moeten al die mensen met een zware indicatie dan nu naartoe? Dus het is aan de ene kant leuk, maar we hebben ook veel mensen met zware indicaties. Die de hulp écht nodig hebben. Daar ben ik zo ontzettend teleurgesteld in. Dat we dat niet zien. En dat er voor hen weinig is. Ik ben helemaal voor deze moderne voorzieningen hoor. Het is een goede manier. Maar we hebben ook die andere groep, wat doen we daarmee?

Op welke inbreng ben je tot nu toe het meest trots in deze periode?

In deze periode nog niet zoveel. Want het hoort allemaal bij elkaar. Zo komt het ouderenbeleid ook terug bij het wijkenbeleid. En daar gebeurt het: hensen met elkaar, jong en oud. Dat is heel belangrijk. Vorige periode hadden we bijvoorbeeld twee keer per jaar een wijkenbijeenkomst, waar je naartoe kon met de fracties. Maar dat gebeurt helemaal niet meer. Dus ik kan nergens mijn ei kwijt. En ook rond de woonzorgvoorzieningen, dat wordt iedere keer uitgesteld. Dus ik heb het gevoel dat ik bijna niet verder kan. In de vorige periode kon ik meer doen dan nu.

Bij ons gebeurt er dus niet zo veel, terwijl de helft van het budget van de gemeente naar de WMO gaat, en dat soort voorzieningen. Maar ze hebben de afhandeling op afstand gezet, met het Hart van Brabant. Ja. Dat is het dan.

Als je nog vooruit kijkt naar de komende twee jaar. Zijn er dan nog dingen waarvan je denkt: daar wil ik nog meer energie in stoppen, of daar wil ik me mee bezighouden?

Ik had gehoopt dat we in deze periode verder zouden gaan met de woonzorgvoorzieningen. En dat is niet alleen ouderenbeleid, maar dat moet echt met elkaar. Ik had van tevoren gezegd: daar ga ik nu meer energie in stoppen. En op een of andere manier, krijg je daarvoor de kans niet goed. Op het stadskantoor gebeurt heel veel, want de ambtenaren werken hard. Maar het komt niet tot ons. We kunnen het politiek niet vertalen, of niet meedenken. En ik hoop dat dat nog tot ons komt, deze twee jaar. Dat we nog iets kunnen doen. Want ik ben daar nu wel teleurgesteld in.

Rita Barto

Rita Barto

Mijn naam is Rita Barto en ik ben 71 jaar. Ik wil mij de komende 4 jaar wederom inzetten om het sociale domein nog beter op de kaart te zetten. Er komt een tsunami van ouderenproblematiek op ons af. Het aantal ouderen ouderen groeit snel en het aanbod van zorg loopt daarin geen gelijke pas.

Meer over Rita Barto